Tussen droom en daad: voedselbossen en open landschappen
Tussen droom en daad: voedselbossen en open landschappen
Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’. Deze dichtregel van Willem Elsschot is veel voedselbospioniers op het lijf geschreven. Als je met een voedselbos aan de slag wil, kun je allerlei knellende regels tegenkomen. Terwijl plannen voor voedselbossen op sommige locaties probleemloos worden gerealiseerd, kan het ergens anders erg ingewikkeld zijn. In de komende tijd belichten we obstakels op het gebied van wet- en regelgeving die pioniers kunnen tegenkomen op hun weg naar realisatie van een voedselbos. In deze eerste aflevering staat de bescherming van open landschappen centraal. “De paradox is dat niet de natuur, maar de kaalslag van het landschap wordt beschermd.”
Veel landelijke gebieden in Nederland ontlenen hun open karakter aan de naoorlogse ruilverkaveling die op veel plekken heeft geleid tot een ‘rationeel’ ingericht landschap, met grote, rechtgetrokken percelen, sloten en kanalen. Dit ‘open landschap’ wordt door veel beleidsmakers beschouwd als culturele waarde die beschermd moet worden. Het is óók een belangrijke reden waarom voedselbospioniers soms op bureaucratische hobbels stuiten. De aanplant van hoge bomen en (voedsel-)bossen zou ‘de landschappelijke kwaliteit van het gebied aantasten’. Tot welke grens moet dit open landschap worden beschermd en hoe kunnen ook andere maatschappelijke waarden worden gediend die meer bescherming verdienen dan ooit? Denk aan biodiversiteit, klimaatbestendigheid en bodemkwaliteit.
Wouter van Eck, voorzitter van Stichting Voedselbosbouw, vond bij de aanplant van zijn Voedselbos Ketelbroek géén bureaucratische obstakels op zijn weg. Voor veel andere voedselbospioniers is de realiteit weerbarstiger. “De spelregels verschillen per locatie en dat kan leiden tot rechtsongelijkheid. Sommige bestemmingsplannen staan een voedselbos zonder problemen toe. Andere bestemmingsplannen zijn weer zó gedetailleerd dat niets mogelijk is zonder een wijziging van het bestemmingsplan, maar dat kan jaren vertraging opleveren. Ook is er een schemergebied waar een voedselbos alleen onder specifieke voorwaarden kan worden aangeplant.” Dat levert soms kafkaëske situaties op, bleek toen Wouter onlangs een bezoek bracht aan een boer. “Deze akkerbouwer wil tien procent van zijn areaal gebruiken voor de aanplant van een voedselbos, maar heeft kavels aan beide kanten van een weg. In het bestemmingsplan ten noorden van de weg is sprake van een ‘open landschap’ en kan géén voedselbos worden aangeplant. Vijftig meter verderop, ten zuiden van de weg, zijn wél bomen toegestaan. Met enige creativiteit lukte het om het voedselbos aan de goede kant van de weg te laten landen. Vaak komt het er dus op aan de speelruimte die er is, zo goed mogelijk te benutten.” Maar dat is mede vanwege de bestuurlijke verkokering niet eenvoudig. Het kost vaak veel tijd de juiste wegen te vinden in het labyrint van beleid, wet- en regelgeving. Voedselbosboeren moeten soms op vele ambtelijke deuren kloppen en uitvoerende diensten zijn vaak overbelast, mede doordat ze onderling veel moeten afstemmen.
Met de overvloed aan regels schieten beleid, wet- en regelgeving hun doel voorbij, stelt Marc Buiter. Namens de stichting is hij betrokken bij de lobby om een schaalsprong van de professionele voedselbosbouw mogelijk te maken in de agrarische sector. “In bestemmingsplannen wordt vaak te veel op details gestuurd, zoals de aanname dat ‘hoge houtopstanden’ - lees: hoge bomen en struiken - het open landschap per definitie verstoren. Deze regeldrift gaat voorbij aan de creativiteit en flexibiliteit van professionals in het veld, want je kunt een voedselbosontwerp maken dat heel goed past in het lijnenspel van een open landschap.” Wouter: “Deze starheid en versnippering maken het ook onmogelijk om de agroforestry-ambities uit de Bossenstrategie van het kabinet te realiseren. De landelijke overheid is zich nauwelijks bewust van alle belemmeringen die op lokaal niveau worden opgeworpen.”
Van monocultuur tot mozaïeklandschap
Hoe erg is het verdwijnen van het open landschap eigenlijk? “Veel beleidsmakers nemen het cultuurhistorische landschap van begin vorige eeuw als leidraad, maar bij de inrichting van de buitenruimte wordt niet verder dan hooguit veertig jaar vooruitgekeken, omdat alles dan weer op de schop gaat. Tegelijkertijd maakt geld alles vloeibaar. Zo kan het eenvoudiger zijn een datacenter of bouwmarkt in het open landschap neer te zetten dan een voedselbos aan te planten. Akkers met mooie vergezichten worden dan schijnbaar moeiteloos omgetoverd tot blokkendozen die het uitzicht belemmeren”, zegt voedselbosontwerper Evelyn Derksen. “Zo kort als de spanningsboog van de politiek is, zo kort is óók de houdbaarheid van een landschap. Het gemak waarmee landschappelijke kwaliteit moet wijken voor economische belangen staat in schril contrast met de moeite die het kost om een jong voedselbos in te passen in de ruimtelijke ordening.” In de ogen van Wouter is veel ‘open cultuurlandschap’ juist een weerspiegeling van de kaalslag die de ruilverkaveling in de afgelopen vijftig jaar teweeg heeft gebracht. "Talloze karakteristieke landschapselementen, zoals houtwallen, hagen en boomsingels, ruimden het veld voor schaalvergroting en efficiëntie. Deze elementen zijn cruciaal voor de ecologische verbinding van gebieden en hiermee voor de biodiversiteit en vitaliteit van de aanwezige natuur. De doorgeschoten bescherming van open landschappen gaat juist ten koste hiervan. De paradox is dat niet de natuur, maar de kaalslag van het landschap wordt beschermd.”